door: Agathe Fris
HET HOORNSE GERECHTIGHEIDSPANEEL
Dit drieluik, het Hoornse Gerechtigheidspaneel, is afkomstig uit de Schepenzaal (rechtszaal) van het oude stadhuis. Bij de sloop van het oude stadhuis en de verhuizing van het gemeentebestuur naar de Statenpoort aan de Nieuwstraat (1796) verhuisde het drieluik mee. Het paneel hing altijd achter de rechter en men kon hierop de uitgangspunten van de rechtspraak zien. Toen in 1876 het Westfries Museum opgericht werd, kreeg het drieluik een plaats in het museum.
De maker van dit drieluik is onbekend. Waarschijnlijk werd er door meerdere schilders (ambachtslieden in een atelier) aan het stuk gewerkt. De makers van het paneel werden geïnspireerd door de Amsterdamse kunstenaar Jacob Cornelisz. van Oostzanen, die in 1523 het koorgewelf van de Grote Kerk in Hoorn beschilderde. Het middelste tafereel op het paneel, dat later geschilderd werd, is door de schilder Jacob Waben vervaardigd. Waben was werkzaam te Hoorn tussen 1602 en 1634. Het Westfries Museum heeft van deze schilder nog enkele andere werken in de collectie waaronder het schilderij vrouw Wereld en de terugkeer van Jefta.
De exacte datering van het paneel is onbekend, maar de wijze van schilderen, de kleding van de figuren (mode), het technisch onderzoek samen met de van elders gekopieerde details, maken een datering tussen 1521 en 1530 zeer waarschijnlijk.
Elk paneel verbeeldt een verhaal, waarin verschillende momenten worden uitgelicht. Er ontstaat zo vaak een soort stripverhaal binnen een plaatje. De uitgebeelde figuren waren destijds algemeen bekend en werden weergegeven in de eigentijdse mode en omgeving van de schilders. Ook al kwamen deze afgebeelde figuren uit verre streken of vroeger tijden. Op het drieluik vinden we ook veel symboliek. Schilders ontleenden symboliek veelal aan de bijbel en de klassieken, maar ook aan spreekwoorden, volkstoneel en prenten. Het verbergen en herkennen van (meerdere) boodschappen in een schilderij werd als intellectuele vaardigheid beschouwd.
Deel 1: HET OORDEEL VAN CAMBYSUS
Herkomst verhaal: Herodotus= Historiae.
De omgekochte rechter
Cambysus (koning der Perzen, 530-522 v. Chr.) vernam dat rechter Sisammes zich liet omkopen. Hij veroordeelde hem tot de dood door levend villen en liet de rechterstoel met de huid bekleden. Hij benoemde vervolgens Sisammes= zoon Otanus tot de nieuwe rechter en bepaalde dat hij voortaan in die stoel recht moest spreken, opdat hij het lot van zijn vader niet zou vergeten.
Deel 2: HET OORDEEL VAN TRAJANUS
Herkomst verhaal: anoniem middeleeuws boek uit 1150; Der Kunige und der Kaisere buoch.
De kans op een eerlijk vonnis
Een soldaat van de Romeinse keizer Trajanus (98-117 na Chr.) doodde op een veldtocht de enige zoon van een weduwe. Zij hield de stoet staande en eiste van de keizer dat hij recht zou spreken en wel direct, want het recht zou immers haar beloop niet krijgen als Trajanus in de oorlog stierf. Trajanus sprak toen recht en liet de schuldige terechtstellen. Paus Gregorius herinnerde zich het voorval 400 jaar later. Hij zocht een bewijs dat zijn gebeden verhoord waren en liet Trajanus opgraven; men vond als bewijs in Trajanus’ schedel diens gave tong.
Deel 3: GREGORIUS-LEGENDE
De onomkoopbare rechters
Deze Gregorius-legende was waarschijnlijk afgebeeld op het middelste tafereel. Na de vervanging van een rekkelijk protestants, een zogenaamd Remonstrants stadsbestuur door een precies of Contraremonstrants bestuur in 1618, werd die legende door de nieuwe regenten te Rooms gevonden. De voorstelling werd toen afgeschraapt en in 1622 vervangen door deze symbolische voorstelling van Jacob Waben. Hierop hebben de teksten boven- en onderaan de lijst betrekking. Het idee ontleende hij aan een bestaand voorbeeld. De betekenis is figuurlijk: rechters zitten, want zij zijn niet te bewegen door de verleidingen van hun beroep. Zij zijn blind voor het aanzien des persoons en hebben geen handen om geschenken mee aan te nemen.
Deel 4: HET OORDEEL VAN HERKENBALD
Herkomst verhaal: Caesarius van Heisterbach, Illustrium Miracularum et Historiarum Memorabulium, 1229.
Een vonnis geveld aan het ziekbed
De zeer zieke Herkenbald van Bourbon beval dat zijn neef opgesloten moest worden, omdat hij een dienstmeisje aangerand had. Het bevel werd niet uitgevoerd. Toen Herkenbald daarna zijn neef door het raam naar binnen zag kijken, riep hij hem bij zich en sneed hem eigenhandig zijn hals door. Bij het afnemen van de laatste biecht was de bisschop het met deze zware straf niet eens. Hij weigerde Herkenbald de hostie als deze niet moord wilde biechten. God besliste tenslotte door de hostie uit de gesloten pixis (hostiekelk) in de mond van Herkenbald te brengen.
Deel 5: HET OORDEEL VAN ZALEUCUS
Herkomst verhaal: Valerius Maximus, Exempla Memorabilia.
Het gedeelde vonnis
De Griekse heerser Zaleucus (ca. 650 v. Chr., Zuid-Italië) liet een wet afkondigen die overspeligen strafte met het uitsteken van beide ogen. Toen zijn zoon en opvolger deze wet overtrad, leek het Zaleucus onverstandig hem zijn beide ogen uit te steken. Hij oordeelde toen dat een oog van zijn zoon en een oog van zichzelf geofferd moest worden. Zo werd de wet in dit geval verstandiger toegepast.
INFRAROOD- EN RÖNTGENONDERZOEK
Uit dit onderzoek bleek o.a. dat de bisschop op het tafereel van Herkenbald oorspronkelijk was vergezeld van een misdienaar met wijwaterkwast in de hand. Deze is na de Reformatie overgeschilderd tot een neutrale figuur met een hoed in de hand. Ook bleek dat de ogen van Herkenbald en de vrouw achter het bed (opgeheven handen) uitgestoken werden. Een beschadiging uit de Reformatietijd?
Infraroodonderzoek heeft verder aangetoond dat op de achterzijden van de zijluiken schetsen voorkomen uit het verhaal over Susanna en de wijzen.
Het (bijbelse) verhaal gaat als volgt. Susanna is een mooie, deugdzame echtgenote. Twee oudsten proberen haar tijdens haar bad te verleiden. Zij wreken haar weigering door haar aan te klagen wegens overspel. Susanna houdt echter haar onschuld vol voor de rechter (Daniël), die tenslotte de valse oudsten ontmaskert. De schetsen beelden Susanna voor de rechter uit. Zij zijn echter nooit tot een schilderij uitgewerkt.
VERFMONSTERS
Uit de analyse van verfmonsters kunnen we afleiden, dat het schilderij plaatselijk overgeschilderd is. Bijvoorbeeld de sprekende blauwe kleur van de luchtpartijen, die met de huidige grijze kleuren overgeschilderd is. Waarschijnlijk heeft ook dit te maken met de Reformatie, die de ingetogen soberheid prefereerde boven de Roomse uitbundigheid die uit de kostbare oorspronkelijke blauwe verf (azuriet) sprak.
HET HOORNSE GERECHTIGHEIDSDRIELUIK ONTLEED
Agathe Fris
Toen de bekende Franse reiziger Henri Havard in 1874 op een tocht langs de voor hem pittoreske Zuiderzeedorpen Hoorn aandeed, liet hij niet na ook het stadhuis te bezichtigen. Dit bezoek liep echter op een teleurstelling uit, want: ‘Les tableaux que contient l’hotel de ville ne sont point d’une valeur extraordinaire’.
Bij de opsomming van de aanwezige schilderijen schat hij één schilderij door ouderdom en kwaliteit evenwel hoger dan de rest: ‘ ( …) un tableau assez bizarre, d ‘un des maitres primitifs de la Hollande, qui ne manque point de qualités, mais dont Ie sujet sanguinaire est plus que désagreable’
Met deze beschrijving kan hij niet anders dan het zich thans in het Westfries Museum bevindende gerechtigheidstuk bedoelen, dat vanaf de zestiende eeuw op de schepenkamer van het stadhuis hing
Op dit drieluik zijn vijf voorstellingen van goede rechtspraak geschilderd. Dergelijke afbeeldingen, die voor een negentiende-eeuwer nog slechts gevoelens van afkeer opriepen, waren tot in de achttiende eeuw voor de ruimten in de stadhuizen waar recht werd gesproken, zoals schepenkamer en vierschaar, een obligate versiering. Zij hielden de rechters voor zich te spiegelen aan de afgebeelde deugdzame en rechtvaardige vonnissen van hun illustere voorgangers
Het Hoornse drieluik is het vroegste in dit genre schilderijen dat in de Noordelijke Nederlanden bekend is. Het paneel heeft de laatste decennia in een groeiende belangstelling gestaan, niet omdat het een grote artistieke waarde werd toegedicht, maar omdat het een schakel is gebleken in de reconstructie van de gerechtigheidstukken die Rogier van der Weyden voor het Brusselse stadhuis in 1439 en 1454 schilderde
Van der Weydens taferelen, die in beroemdheid niet onderdeden voor Jan van Eycks ‘Lam-Gods’-retabel, zijn in 1695 bij een beschieting van Brussel in vlammen opgegaan. Deze schilderijen stonden aan het begin van een lange reeks gerechtigheidstukken in de Nederlanden. In veel reisbeschrijvingen worden Van der Weydens stukken dan ook beschreven. Eén van de uitvoerigste is die van de Spaanse gezant Don Calveto de Estrella uit 1549. Hij verhaalt hoe Van der Weyden als onderwerp de goede vonnissen van de Romeinse keizer Trajanus en de Brabantse graaf Herkenbald had gekozen. Uit de beschrijving blijkt dat Van der Weyden ter onderstreping van de rechtvaardigheid van de vonnissen ook Gods goedkeuring ervan had voorgesteld. Om de verhalen aan de toeschouwer duidelijker te maken, waren er op de lijst verklarende teksten toegevoegd. Bij zijn beschrijving citeerde Don Calveto deze teksten letterlijk 5. Aan het einde van de negentiende eeuw werd er voor het eerst een verband gelegd tussen een vijftiende-eeuws tapijt dat zich nu in het Historisches Museum van Bern bevindt en de beschrijving van Don Calveto. Niet alleen waren afgebeelde gebeurtenissen identiek, ook de teksten op het tapijt kwamen geheel overeen met datgene wat Don Calveto overgenomen had van Van der Weydens voorstellingen. Vanaf dat moment hebben kunsthistorici verwoede pogingen gedaan om de schilderingen van Rogier van der Weyden te reconstrueren.
De hamvraag daarbij was of het Berner tapijt als een getrouwe kopie kon gelden. Om een vollediger beeld te krijgen, zocht men tevens naar andere navolgingen. Het was in schilders- ateliers namelijk de gewoonte om tekeningen, die naar een beroemd schilderij gemaakt waren, voor een eigen compositie te gebruiken. Verwonderlijk is het daarom niet dat er een aantal tekeningen is gevonden die Rogiers scheppingen tot onderwerp hebben. Het tapijt en ook het Hoornse middenpaneel zullen met behulp van dergelijke modeltekeningen tot stand zijn gekomen. Een vergelijking tussen het Berner tapijt en het Hoornse paneel maakt direct duidelijk dat ze beide op één prototype teruggaan. Want zowel bij de uitbeelding van bet Herkenbald-verhaal, als bij de Trajanus-voorstelling zijn veel motieven hetzelfde: de in zijn bed rechtopzittende graaf die met een mes zijn neef de keel afsnijdt en de achter het bed staande vrouw die ontzet de handen opheft bijvoorbeeld.
De Hoornse voorstelling wijkt echter in een aantal opzichten af van het Berner tapijt. Aan de rechterkant staat een amoureus paartje, waarvan de man onder de rok van de vrouw grijpt, waarbij een rode kousenband te voorschijn komt. Het is duidelijk dat met dit tafereeltje de aanleiding van het vergrijp wordt weergegeven. Niet gebonden aan de eis van eenheid van tijd, plaats en handeling, heeft de schilder de toeschouwer het hele verhaal van begin tot eind aanschouwelijk willen maken. Bij het Berner tapijt was dat niet nodig, omdat de tekst uitleg gaf. Hierin is in het tapijt de Brusselse voorstelling nauwkeuriger gevolgd. De anonieme Hoornse schilder heeft er ook voor gekozen om de slotscène van het drama in plaats van het afzonderlijk uit te beelden naar de achtergrond te verplaatsen. Alleen de bisschop en zijn helper konden daardoor bij het ziekbed afgebeeld worden. De kunstenaar heeft echter de vrouw die op het Berner tapijt vóór het ziekbed zit, rechtsvoor geplaatst. Daar zit zij enigszins misplaatst. Op het Berner tapijt had zij tenminste nog een functie als waakster bij het sterfbed van de zwaar zieke man.
Bij de Trajanus-uitbeelding springen eveneens de overeenkomstige details direct in het oog. De naar rechtsrijdende en -marcherende stoet soldaten met Trajanus aan het hoofd zijn op het tapijt en paneel gelijk, waarbij echter door het smalle formaat van het Hoornse paneel het paard van Trajanus meer frontaal is gezet. Wederom wegens plaatsgebrek is keizer Trajanus bij de executie in plaats van in het midden van de compositie naar de rechterkant verschoven. De houding van de geknielde boosdoener van beide voorstellingen is dezelfde. Op het Hoornse paneel is links in de verte de schuldige te paard met zijn slachtoffer geschilderd. Net als de afbeelding van de beginscène van het Herkenbald-drama, heeft de Hoornse schilder dit anekdotische element toegevoegd. Op grond van deze vergelijking zou men kunnen stellen, dat het Berner tapijt in veelopzichten Van der Weydens voorstellingen zeer trouw zal hebben gevolgd en een goede indruk geeft hoe Van der Weydens oorspronkelijke schilderijen eruit moeten hebben gezien. Ondanks de moeilijkheden, die door de vorm van het drieluik de compositie ondervond is de invloed van het prototype van Rogier merkbaar. De schilder is echter vrijer dan de makers van het tapijt met zijn voorbeeld omgesprongen.
In Don Calveto’s beschrijving wordt ook de scène hoe Paus Gregorius de tong van Trajanus vindt vermeld. In het Berner tapijt neemt deze gebeurtenis een centrale plaats in. Op het middelste gedeelte van het Hoornse middenpaneel staat een voorstelling, die de Hoornse schilder Jacob Waben in 1622 schilderde. Het lijkt wel haast zeker, dat daar oorspronkelijk ook was afgebeeld hoe Paus Gregorius de tong vond.
Toen het Hoornse gerechtigheidpaneel door het krimpen van het hout, grote blazen van opstaande verf ging vertonen, werd een restauratie noodzakelijk. Het drieluik werd toevertrouwd aan het Centraal Laboratorium voor Onderzoek van voorwerpen van Kunst en Wetenschap te Amsterdam. Hier werd het door Waben geschilderde gedeelte röntgenologisch onderzocht om te verifiëren of de veronderstelling, dat ‘Gregorius’ legende onder Wabens voorstelling nog aanwezig was, juist was. Op de röntgenfoto’s was echter niet veel meer te zien dan de voorstelling, die Jacob Waben schilderde.
Ondanks het ontbreken van sporen op de röntgenfoto’s mag de mogelijkheid van een eerdere beschildering echter niet uitgesloten worden. Bij de arm en het wapen van de soldaat rechts vooraan zijn houtwormgaten als witte lijnen zichtbaar. Deze ziet men gewoonlijk op röntgenfoto’s niet of slechts als donkere lijnen. Worden de gangen echter met een krijthoudend materiaal opgevuld, dan zullen ze zich als witte lijnen aftekenen. Voor het opvullen is het wel nodig dat het hout zover wordt afgeschaafd dat de gangen blootgelegd worden. Op de achterkant van het paneel zijn geen schaafsporen te vinden, waaruit geconcludeerd kan worden, dat de voorkant is afgeschaafd om de oorspronkelijke voorstelling te verwijderen. Voordat hij begon te schilderen moest Waben immers een glad oppervlak krijgen om het paneel te kunnen gronden.
De uit krijt en lijm bestaande grondlaag is in de houtwormgangen gedrongen. Door de opeenhoping van krijt worden de röntgenstralen hier meer afgezwakt dan de rest van de grondering, waardoor de gangen zich op de röntgenfoto witter aftekenen. Het verwijderen van een voorstelling met zo’n duidelijk Roomse inslag als het Paus Gregorius-verhaal kan als een logisch gevolg gelden van de politieke constellatie zoals die zich in de jaren voorafgaande aan Wabens schildering in Hoorn voordeed. Het woelige jaar 1566 waarin veel steden geteisterd werden door een beeldenstorm ging in Hoorn rustig voorbij.
Ook in 1572, toen de stad in handen van Willem van Oranje overging, bleef het er kalm. De Hoornse chroniqueur Velius meldt weliswaar enige ‘dronkenmansrellen’ maar het ontaardde niet in een regelrechte godsdienststrijd. Aan de tolerantie, die men in Hoorn tegenover katholieken aannam, kwam een eind toen I Prins Maurits het Remonstrantse stadsbestuur in 1618 afzette ten gunste van een Contraremonstrantse vroedschap.
In de schoutsrollen van Hoorn duiken nu vaker procesverbalen op van katholieke en remonstrantse samenscholingen en Velius tekende aan; ‘(…) soo werden de Papisten mede op ‘t nieu/ en meer als te voren/ ghequelt, (…)’