
de zaak Coen
De discussie over het standbeeld van JP Coen in Hoorn is opnieuw opgelaaid. Aanleiding is het wereldwijde protest tegen racisme na de gewelddadige dood van de zwarte Amerikaan George Floyd. Dit protest richt zich ook tegen standbeelden van historische personen die gelinkt worden met slavernij en kolonialisme. In Hoorn heeft de Groen Links fractie in de gemeenteraad laten weten voor verplaatsing van het standbeeld van JP Coen te zijn. Van het stadsplein de Roode Steen naar het Westfries Museum.
Op deze pagina vindt u informatie over
- Leven en werk van Jan Pieterszoon Coen:
- De veranderde beeldvorming over Coen in de laatste 150 jaar
- De geschiedenis van zijn standbeeld in Hoorn
- Het project De Zaak Coen, waarmee het Westfries Museum inspeelde op de discussie rond het standbeeld in 2011/2012
Het Westfries Museum wil u met deze informatie helpen bij het bepalen van uw eigen standpunt in de discussie rond het standbeeld.
tijdlijn
Jan Pietersz Coen
Hieronder een tijdlijn waar de belangrijkste gebeurtenissen uit het leven en werk van Jan Pietersz Coen zijn weergegeven.
beeldvorming
Er bestaat een begrijpelijke, maar desalniettemin wonderlijke neiging om het verleden te beoordelen naar de gewoonten en normen en waarden van het heden. Dat leidt er bijvoorbeeld toe dat de Nederlandse regering met enige regelmaat wordt opgeroepen onze nationale excuses aan te bieden voor leed dat Nederlanders, of beter gezegd de toenmalige burgers van de Republiek, in vroeger eeuwen anderen hebben aangedaan. Zo zouden wij bijvoorbeeld de huidige Italiaanse regering verontwaardigd kunnen sommeren nu eindelijk eens excuses aan te bieden voor de wrede wijze waarop de Romeinen de Bataafse opstand hebben neergeslagen. Wie er even over nadenkt zal zich waarschijnlijk wel realiseren dat dergelijke exercities weliswaar aanzienlijke morele bevrediging opleveren, maar niet erg zinvol zijn. Het verleden dient beoordeeld te worden naar zijn eigen maatstaven. Dat is overigens een lastige opgave, omdat onze maatstaven zich inderdaad lastig laten uitschakelen. De meeste echte wandaden werden overigens ook in het verleden al wel zo gezien. In het kader van deze discussie is Jan Pieterszoon Coen een interessant geval. Dat hij een indrukwekkend standbeeld in Hoorn heeft, vinden velen nu aanstootgevend, omdat zijn keiharde optreden in de Indische archipel, teneinde daar een handelsmonopolie van de Oostindische Compagnie te vestigen zou kunnen worden beschouwd als ‘volkerenmoord’.
Zou hij nu leven, dan zou hij voor het Internationale Strafhof in Scheveningen belanden. Het is overigens daarbij opmerkelijk ons te realiseren dat Coen in de late negentiende eeuw, toen het beeld werd neergezet, als een nationale held werd beschouwd, grondlegger van ons imperium in de Oost. Dat Coen keihard optrad en duizenden doden veroorzaakte, is niet voor twijfel vatbaar. Zelfs toen werden daarbij al vraagtekens gezet. De bewindvoerders van de VOC maanden hem de zaken wat rustiger aan te pakken en zich toch vooral op de handel te concentreren. Dat was echter nogal schijnheilig advies. Als het daadwerkelijk ging om een handelsmonopolie, dan dienden allen die dat zouden kunnen bedreigen uitgeschakeld te worden. Coen was een realist, die toen niet anders handelde dan andere vertegenwoordigers van Europese handelsnaties die met grof geweld de Aziatische handel probeerden te penetreren en te domineren. We staan aan het begin van de zeventiende eeuw bij de start van de vaak zeer gewelddadige overheersing van de rest van de wereld door West-Europa.
We kunnen dat betreuren, maar zinvol is dat niet. We kunnen ons beter afvragen hoe dat kwam.
Maarten van Rossem
geschiedenis
De Roode Steen was volgestroomd met belangstellenden. Mensen verdrongen zich om iets te kunnen zien van de gebeurtenissen op het feestterrein. Het moet een prachtig gezicht zijn geweest; al die mensen te midden van tientallen Nederlandse vlaggen en het Hoornse rood-wit. En hoe trots moet de organisatie niet geweest zijn toen alle hoge genodigden onder de poort met het Nederlandse, Hoornse en Westfriese wapen liepen, richting het enorme standbeeld dat nog verborgen was onder een doek.
Het had jaren geduurd om tot deze dag te komen. Wat moet er een last van stadsheelmeester J.J. Aghina zijn afgevallen. Grotendeels door zijn inzet had het Uitvoerend Comité de realisatie van het standbeeld kunnen bewerkstelligen. En al vanaf 9 januari 1884 hield het project hem bezig. Op die dag vond in schouwburg Het Park aan de Westerdijk de jaarlijkse vergadering plaats van de Hoornse Vereeniging voor Volksmaken waarvan Aghina voorzitter was.
Tijdens die vergadering maakte onderwijzer P. Bakker de andere aanwezigen erop attent dat het in 1887 300 jaar geleden is dat Jan Pieterszoon Coen in de stad geboren was. Zou het niet mooi zijn om voor de stichter van Batavia en de grondlegger van het Nederlands koloniale rijk in Indië een blijvend aandenken te maken, vroeg Bakker zich af. Aghina waardeerde het voorstel en beloofde hem serieus hier op terug te komen. Pas op 10 februari 1886 riep Aghina samen met burgemeester Willem Karel Baron van Dedem belangstellenden op om van gedachten te wisselen over een waardige viering van de 300-jarige geboortedag van Coen. Tijdens de vergadering bleek het voorstel van Bakker door veel aanwezigen gesteund te worden. Dat het in de vorm van een standbeeld moest komen, was echter nog niet meteen besloten. Coen had immers al een standbeeld in Batavia. Een pomp of fontein dan? Ook dat zag niet iedereen zitten.
Een pomp was geen passend gedenkteken voor een groot man, vond de heer Vorderman, die leraar was op de Hogere Burgerschool in Hoorn. En een fontein had vaak het gebrek geen water te willen geven. Nee, Vorderman zag meer in een zuil en wel eentje van vijftien meter hoog! Hij was zelfs al zo ijverig geweest een schets van zijn idee mee te nemen. Aghina vond het maar niets: ‘Een zuil is meer een herinnering aan een feit dan aan een persoon’, zo stelde hij.
Enkele dagen voor Coens 300ste geboortedag werd er een Uitvoerend Comité ingesteld die het gedenkteken moest gaan realiseren. Hierin hadden onder andere burgemeester Van Dedem en dokter Aghina zitting. Naast Hoornaars werden ook enkele nationaal bekende personen in het comité gekozen. Dit waren onder anderen de Amsterdamse bankier, filantroop en Eerste Kamerlid A.C. Wertheim en historicus en lid van de Tweede Kamer dr. H.J. Schaepman. Zij gaven de komende herdenking de nationale status die Hoorn voor ogen had.
de zaak Coen
2011
Ook in 2011 was de discussie rondom Coen weer actueel. Het Westfries Museum besloot een grote tentoonstelling in het Westfries Museum te maken die de vorm had van een rechtszaak. De aangeklaagde was Jan Pieterszoon Coen. De aanklacht luidde: Coen is niet standbeeldwaardig. Er kwamen getuigen aan het woord die voor en tegen de aanklacht pleitten en ook zijn er ‘bewijstukken’. Heel veel bijzondere voorwerpen, beeld- en geluidsfragmenten die aanklacht ondersteunden of weerlegden. Rechter van dienst was Maarten van Rossem. De bezoeker kreeg de rol van jurylid, die na het aanhoren van de getuigen en het bekijken van al het bewijs om een oordeel werd gevraagd. Bij wijze van uitsmijter gaf rechter Maarten van Rossem zijn eigen ongezouten mening. Met deze creatieve opzet wilde het museum laten zien hoe verschillend er in de loop der tijd over Jan Pieterszoon Coen is gedacht.
Glossy
Gelijk met de tentoonstelling was er de nieuwste loot aan de tak van de ‘personal magazines’ verschenen; de COEN! Een eenmalig, fraai vormgegeven glossy waarin alles draaide om Jan Pieterszoon Coen. Met historische verhalen (het ongelukkige huwelijk van Coen), verrassende invalshoeken (Is de Coentunnel vernoemd naar JP Coen?), alles over de geschiedenis van het standbeeld op de Roode Steen, boeiende interviews, columns, kunst en heel veel mooie afbeeldingen. Het museum maakte de glossy in samenwerking met de uitgevers van het cultuur-historische tijdschrift VIND.
Kleur op de wangen
Met het gehele project wilde het museum Jan Pieterszoon Coen wat meer kleur op de bleke wangen geven, ruimte bieden aan uiteenlopende visies en meningen op zijn persoon en zo laten zien dat er meer nuances mogelijk zijn dan simpel ‘held’ of ‘schurk’.